|
||||||||
|
Ik weet niet goed hoe te beginnen aan deze lijnen. Er is namelijk zoveel dat er in moet, maar vooraf dit: ondergetekende is sinds meerdere jaren onverbiddelijke fan van zowat alles wat Michel Goessens op de wereld loslaat. “Goes” is namelijk zowat het meest authentieke dat muzikaal Vlaanderen -en dat is bij momenten erg “profond”, zoals u ongetwijfeld al mocht ondervinden, maar misschien nog niet beseft- in tijden voortgebracht heeft. Je vindt ze haast niet, de mensen die nauwkeuriger weten te schetsen wat de geweune mens in dit apenlandsdeel kan meemaken en als je de teksten in het bij de CD horende boekje erop naleest merk je het meteen: lang zijn ze niet, maar doorwrocht des te meer. Ik denk dat Goes wel eens wat durft te schrappen en vooral denk ik, nu ik deze CD ongeveer tig keer gedraaid heb, dat hij, in deze formule, als duo met zoon Natan, wel verplicht is het beste van zichzelf te geven, om te vermijden dat de zoon de vader overtreft. Al is dat uiteindelijk wel wat de vader mogelijk het meest trots zou maken en ik verdenk Michel er van dat hij niet zo’n klein beetje te lijden heeft van vaderliefde, maar dit terzijde. Als we ’t over de muziek hebben, is het eerste wat opvalt de aardse rauwheid ervan: niks geen trucs of gimmicks, maar rechtvoorderaapse Vlaamse luisterliedjes, al dan niet in bluesschema gegoten, waarin de condition humaine bezongen wordt van de mens, die Goes omringt en tot wiens klasse en genre hij behoort. Verwacht je aan scherpe observaties, die liefdevol vertaald worden en die “De Mensch”, zoals die zich in Goesland bevindt en beweegt, ontzettend precies omschrijven. De muziek klinkt bijwijlen rudimentair: er is namelijk niks meer dan een gitaar en dat ongelooflijk straffe drumwerk van zoon Natan: ik weet niet hoe jong die jongen is, maar ik hoor wel dat hij klinkt alsof hij al jaren aan de slag is. De gitaar doet vaak niks meer dan, op de bij momenten haast experimentele wijze, die je met Waits of Lanois associeert, de sfeer benadrukken, die in de teksten beoogd en beschreven wordt. Tel daarbij de groove op en je zit met een plaat, die als vanzelf zwaar onder je huid kruipt. Raus, hees en teder…beter dan wijlen Thé Lau kan ik het niet zeggen. Nu, ik kan me inbeelden dat Goes & Goes, zoals ze zelf zo treffend weten te verwoorden in opener “De Club van Lieven Tavernier”, meteen veel airplay zal genereren op onze nationale radio: daarvoor komt hij iets te dicht bij de jammerlijke werkelijkheid: wie een beetje origineel is, geen “lalala” weet toe te voegen aan zijn refreintjes en niet de juiste zwartigheid in zijn stem weet te leggen, die is met nichemuziek bezig en die hoeft dus niet op de radio gedraaid te worden. Ze dwalen, daar bij de radio. Ze dwalen, want het betekent vooral dat ze niet echt naar deze plaat geluisterd hebben. Anders zouden ze ongetwijfeld wél vallen voor dat heerlijke dialect van “Besan het nie” en “op ne nuchting”. Kijk, voor mij is het redelijk simpel: dit is zowat de beste plaat die je in tijden uit Vlaanderen zult kunnen tegenkomen: authentieker, echter, geloofwaardiger…worden ze zelden gemaakt. En die Natan Goessens…die spelen we binnenkort kwijt aan één of ander buitenland ! (Dani Heyvaert)
|